
Jurisprudentie
BG3348
Datum uitspraak2008-10-29
Datum gepubliceerd2008-11-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200806316/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2008-11-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200806316/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 24 juni 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Fryslân (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Tytsjerksteradiel (hierna: de raad) bij besluit van 25 oktober 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Oentsjerk, locaties Van Haersmasingel, Kaetsjemuoiwei en Hofwegen 2006".
Uitspraak
200806316/2.
Datum uitspraak: 29 oktober 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Fryslân,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 juni 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Fryslân (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Tytsjerksteradiel (hierna: de raad) bij besluit van 25 oktober 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Oentsjerk, locaties Van Haersmasingel, Kaetsjemuoiwei en Hofwegen 2006".
Tegen dit besluit heeft [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 augustus 2008, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 augustus 2008, heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 oktober 2008, waar [verzoekster], in persoon, en bijgestaan door J.W. Swart, en de raad, vertegenwoordigd door J. Slager, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet onder meer in een woonwijk met ongeveer 60 woningen aan de Kaetsjemuoiwei in de kern Oentsjerk.
2.3. [verzoekster] betoogt dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan, voor zover dit voorziet in voormelde woonwijk. Zij beoogt met haar verzoek onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding van dit deel van het plan te voorkomen. Daartoe voert zij enkele formele bezwaren aan. Zij stelt dat het plan in strijd is met de Nota Ruimte en het streekplan Fryslân 2007 (hierna: het streekplan), omdat het gebied hierin als zogenoemd nationaal landschap is aangewezen en niet uitsluitend voor de plaatselijke bevolking zal worden gebouwd. Voorts vreest zij een ernstige aantasting van haar woon- en leefklimaat en een onaanvaardbare toename van de verkeersintensiteit op de Kaetsjemuoiwei.
2.4. Het college stelt zich op het standpunt dat de woonwijk op een aanvaardbare wijze zal worden ingepast in het landschap en dat strijd met de Nota Ruimte ofwel het streekplan zich niet voordoet. Voorts stelt het college dat het woon- en leefklimaat van [verzoekster] niet ernstig zal worden aangetast en dat de verkeersintensiteit op voormelde weg niet zodanig zal toenemen dat een onaanvaardbare geluidssituatie of een onveilige verkeerssituatie zal ontstaan.
2.5. In de door [verzoekster] aangevoerde procedurele bezwaren ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat bij de voorbereiding van het bestemmingplan het bepaalde in de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Algemene wet bestuursrecht niet in acht zou zijn genomen.
Ten aanzien van de aantasting van het landschap overweegt de voorzitter dat het plangebied ligt binnen het nationale landschap "Noordelijke Wouden". Zowel uit de Nota Ruimte als uit het streekplan volgt dat dit met zich brengt dat ruimtelijke ontwikkelingen hier mogelijk zijn, mits met de landschappelijke waarden rekening wordt gehouden. Uit de plantoelichting volgt dat is gekozen voor een verkavelingspatroon dat aansluit bij het basisstramien van de aanwezige groen- en waterstructuren en dat de oorspronkelijke verkaveling bij het plan is betrokken. Mede gelet hierop is de voorzitter voorshands van oordeel dat, hoewel de woonwijk enige aantasting van het landschap met zich zal brengen, met de landschappelijke waarden voldoende rekening is gehouden en dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat strijd met de Nota Ruimte en het streekplan zich in zoverre niet voordoet.
Ten aanzien van het betoog dat in strijd met het streekplan in de kern Oentsjerk niet uitsluitend woningen worden gebouwd ten behoeve van de plaatselijke woningbehoefte, overweegt de voorzitter dat het college goedkeuring heeft onthouden aan een andere beoogde woningbouwlocatie in dit bestemmingsplan om te voorkomen dat in deze kern te veel woningen mogelijk worden gemaakt. Gelet hierop en op het verhandelde ter zitting acht de voorzitter aannemelijk dat het aantal woningen waarin het plan thans voorziet, aansluit bij de plaatselijke woningbehoefte gedurende de planperiode.
Voor zover door [verzoekster] wordt betoogd dat in het onderzoek "Onderzoek geluid en luchtkwaliteit" van 3 april 2007 ten onrechte geen rekening is gehouden met sluipverkeer en dat is uitgegaan van een te lage verkeersintensiteit op de Kaetsjemuoiwei, overweegt de voorzitter dat voorshands niet aannemelijk is gemaakt dat het mogelijke sluipverkeer ter plaatse van zodanige omvang zou zijn dat hier meer betekenis aan had moeten worden toegekend en dat de aan de woonwijk toe te rekenen verkeersintensiteit op de Kaetsjemuoiwei van 250 motorvoertuigbewegingen per etmaal zodanig laag is, dat deze niet als representatief kan worden beschouwd. Gelet hierop acht de voorzitter het niet aannemelijk dat op de Kaetsjemuoiwei als gevolg van de uitvoering van het plan een verkeersonveilige situatie of een onaanvaardbare geluidssituatie zal ontstaan. Ten aanzien van de door [verzoekster] voorgestelde alternatieve ontsluitingsroutes, overweegt de voorzitter dat het bestaan van alternatieven op zichzelf geen grond kan vormen voor het onthouden van goedkeuring aan het bestemmingsplan.
Voorts wordt in de gestelde ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat als gevolg van de situering van de waterlopen geen reden gezien voor schorsing van het bestreden besluit, aangezien niet aannemelijk is gemaakt dat hierdoor ter plaatse van de woning van [verzoekster] een ernstig verlies aan privacy zal optreden.
De overige bezwaren van [verzoekster] geven evenmin aanleiding voor schorsing van het bestreden besluit.
2.6. Gelet op het voorgaande dient het verzoek van [verzoekster] te worden afgewezen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting w.g. Kegge
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2008
459.